Tijdperceptie
Gayau’s beeld van het ‘vallende straaltje zand’ maakt nog iets anders duidelijk. Ons voorstellingsvermogen krijgt alleen greep op tijd door het in aanschouwelijke termen te omvatten. Teruggebracht tot de essentie: de taal van tijid is die van de ruimte. Voor, na en tussen zijn net als kort en lang markeringen op een imaginaire lijn van de tijd. In de westerse voorstelling is dat een kaarsrechte lijn waarop we zo nauwkeurig mogelijk onze tijdseenheden afzetten, als de streepjes op een lineaal, elke seconde, elke minuut, elk uur even lang.
In sommige tijdsaanduidingen loopt die lijn door ons lichaam, zodat we ‘uitzien’ naar iets dat in de toekomst ligt, terwijl gebeurtenissen in het verleden ‘achter de rug’ zijn. De toekomst is de tijd die op je afkomt (Zukunft, avenir), het verleden is de tijd die is je gepasseerd (past, pass?). Losgemaakt van het lichaam heeft de lijn van de tijd een vaste indeleing: het latere tijdstip zit rechts. Of het nu de tijdas in een grafiek of de tijdbalk in een geschiedenisboek, chronologie gaat van links naar rechts. Op de ’trap des levens’, vaak geschilderd in de zestiende eeuw, begint de jeugd links de trap te bestijgen en daalt de ouderdom rechts weer af. Een pijl die op de toekomst is gericht-‘ga verder naar’ of ‘ play’ op apparaten- wijst onveranderlijk naar rechts. Waarom onze intuïties over tijd en ruimtelijke orientatie nu juist z? zijn afgesteld is niet duidelijk, al zijn er aanwijzingen dat de schrijfrichting een factor is in de intu?tie ’toekomst is rechts’.
De psycholoog Zwaan heeft in Israël experimenten gedaan met proefpersonen die Herbreeuws als moedertaal hadden. Zij legden een kaartje dat ‘voorafgaand’ voorstelde in meerderheid rechts van het kaartje met ‘later’. Bij hetzelfde experiment in Nederland legde nagenoeg iedereen ‘voorafgaand’ links van ‘later’. De suggestie dat de toekomst rechts zit omdat ‘rechtsom’ nu eenmaal een beweging ‘met de klok mee’ is, dus vooruit in de tijd, verplaatst het probleem alleen maar: er is weinig ‘rechtsom’ aan de bewegingen van de wijzers over de onderste helft van de wijzerplaat. Dat we met de klok mee rechtsom noemen is een deel van het raadsel, niet de oplossing
Behalve een richting heeft de alledaagse taal aan tijd ook een wissellende snelheid en elasticiteit. Tijd kan kruipenof vliegen, versnellen, vertragen of stilstaan; tijd kan krimpen, uitdijen, samentrekken, uitrekken. Dat tijd in taal en denken ruimte beslaat en dat ervaringvan tijd kan overeenkomen met ervaring van ruimte was een cruciaal element in Guyau’s ‘innerlijke optica’ en de idee?n van Proust en Mann over de verkorting en verlenging van tijd. Alle drie lieten ze de wetten van het prespectief voor hun innerlijke waarneming gelden. Maar diezelfde analogie had ook een experimentele pendant. In de laatste kwart van de negentiende eeuw zijn honderden psychologische experimenten met tijd uitgevoerd. De meeste van de proeven vonden plaats in pas gestichte Duitse laboratoria en waren gericht op de wetmatigheden van de ‘Zeitsinn’ of tijdzin. De methodologie die daarvoor ontwikkeld wer is met allerlei variaties ook nog in het huidige onderzoek naar tijdperceptie terug te vinden. Een veelgebruikte techniek was dat proefpersonen een interval kregen aangeboden, begrensd door bijvoorbeeld een zoemer aan het begin en het eind, en vervolgens zelf met een zoemer een evenlang interval moesten aangeven. De proefleider kon dat eerste interval vullen met de meest uiteenlopende prikkels: harde of juist zachte geluiden, trage of snelle muziek. Naderhandvergeleek hij de intervallen en keek hij ofze de lengte van intervallen met -zeg- langzame muziek hadden over- of onderschat. Een andere techniek was om proefpersonen twee evenlange intervallen met verschillende prikkels aan te biedenen aan te laten geven welk van de twee langer was. Om de proeven zo gestandariseerd mogelijk te laten verlopen ontwierp Wilhelm Wundt, stichter van het psychologisch laboratorium van Leipzig, een Taktir-Apparat, dat met een nauwkeurig in te stellen snelheid en volume tikken produceerde. Met dit apparaat vond Wundts medewerker Meumann ondermeerde ‘wet’ dat als je tijdvak vult met tikken in een precies gelijkmatig tempo, maar die tikken steeds harder laat klinken, de tikken lijken te versnellen.
Wie naar de Bolero van Ravel luistert beleeft op veel grotere schaal dezelfde illusie: door het opgevoerde volume lijkt die aan het eind sneller gespeeld te worden dan aan het begin. Van Ravel is bekend dat hij in grote woede kon ontsteken als hij bij een uitvoering merkte dat de dirigent een accelerando had ingezet.